De beleggingsverzekering: definitie
Het wetboek der verzekeringen somt op welke verzekeringen kunnen aangeboden worden.
In grote lijnen kan je twee onderverdelingen maken:
- verzekeringen die tussenkomen bij schade aan een voorwerp (woning, auto, lichamelijk, …)
- verzekeringen die een uitwerking krijgen wanneer iemand een bepaalde voorafgesproken leeftijd bereikt, of bij overlijden van de verzekerde.
Deze laatste groep zijn de levensverzekeringen.
Een levensverzekering staat op naam van één of twee personen (verzekeringsnemers), waarbij één of twee hoofden verzekerd zijn (verzekerden), en de eindverplichting van de verzekeraar toekomt aan één of meerdere personen (begunstigden). Wanneer de prestatie die de verzekeraar moet leveren (bij leven of bij overlijden) afhankelijk is van een onderliggende belegging, kan je spreken over een beleggingsverzekering.
Tak-21: risico, kosten, fiscaliteit
Een tak-21 is een beleggingsverzekering op 1 of 2 namen (verzekeringsnemers).
De uitgevende verzekeringsmaatschappij biedt u contractueel een minimale garantie aan op de einddatum.
Deze garantie kan gaan over een minimale uitkering van een bepaald eindkapitaal, of over een minimaal rendement, of een combinatie van beiden.
Kosten:
- De instapkosten worden gevormd door de kosten van de verzekeringsmaatschappij, én die van het kantoor.
- Op kantoorniveau hangen de instapkosten af van het bedrag: voor bedragen vanaf 25.000 € werken wij met een instapkost van 0 %, en voor kleinere bedragen een instapkost van 0,5 %.
- Bij de meeste verzekeringsmaatschappijen hangen de extra instapkosten af van het bedrag. Die kunnen verschillen van maatschappij tot maatschappij. Wij vermelden ze steeds vooraleer u een contract opstart.
- Bij de meeste verzekeringsmaatschappijen zijn uitstapkosten enkel verschuldigd tijdens de eerste drie jaren van het contract.
Fiscaliteit: alle contracten die wij aanbieden zijn conform de Belgische fiscaliteit.
- Bij elke (bij)storting wordt een éénmalige verzekeringstaks van 2 % aangerekend.
- De meerwaardes zijn vrijgesteld van roerende voorheffing, op voorwaarde dat het contract langer dan 8 jaar loopt. Of bij uitkering tgv overlijden.
- Wanneer de verzekeringsmaatschappij die het contract aanbiedt geen zetel in België heeft, dien je op uw jaarlijkse belastingaangifte code 1076 aan te kruisen. Daar bevestig je in welk land je ‘een’ levensverzekering hebt, en op wiens naam.
Risico’s:
- Voor de klant is het belangrijk om te weten welke maatschappij de garantie biedt, en dat deze kredietwaardig is.
- De klant dient goed na te gaan welke garantie er juist geboden worden. Meestal vallen de kosten buiten de garantiebedragen. Er bestaan ook formules met een gedeeltelijke kapitaalsgarantie (bv 90 % van de startwaarde).
- De meerwaarden van een tak-21 beleggingsverzekering zijn in de Belgische fiscale wetgeving na 8 jaar vrijgesteld van roerende voorheffing. In de meeste gevallen is het zeer nadelig om gelden vervroegd op te vragen. Je wordt fiscaal (fors) gepenaliseerd en mogelijk zijn er ook uitstapkosten.
- Een tak-21, uitgegeven door een verzekeringsmaatschappij met een zetel in België, valt onder het Garantiefonds tot 100.000 € per hoofd en per maatschappij. Hogere bedragen vallen daar niet onder.
Tak-23: risico, kosten, fiscaliteit
Een tak-23 is een beleggingsverzekering op 1 of meerdere namen (verzekeringsnemers).
De uitgevende verzekeringsmaatschappij biedt u een contract aan, waarbij de prestaties gekoppeld zijn aan één of meerdere beleggingsfondsen.
Kosten: klik hier om de kostentabel via ons kantoor te bekijken
- Ons kantoor vraagt een instapkost, de afhankelijk is van de grootte van het contract.
- Ook de uitgevende verzekeringsmaatschappij vraagt een instapkost, die meestal afhankelijk is van de grootte van het contract.
- Belgische maatschappijen vragen meestal een (dalende) uitstapkost gedurende de eerste drie jaren van het contract. Bij Luxemburgse maatschappijen is de uitstapkost beperkt of nihil.
- Bij een tak-23 beleggingsverzekering heb je ook jaarlijkse beheerskosten. Belgische verzekeringsmaatschappijen verwerken die meestal in de inventariswaarde van de onderliggende fondsen (en dan zie je ze niet). de Luxemburgse maatschappijen waarmee wij werken verrekenen de beheerskost zichtbaar: de wordt maandelijks of trimestrieel uit uw onderliggende beleggingsportefeuille afgeboekt.
- Bij de meeste tak-23 contracten die wij aanbieden kan u kiezen uit meerdere fondsen, en deze tussentijds ook switchen. Op zo’n switch kan een arbitragekost aangerekend worden. De eerste switch per jaar, of een switch vanuit een cash-fonds, is meestal gratis.
Fiscaliteit: alle contracten die wij aanbieden zijn conform de Belgische fiscaliteit.
- Bij tak-23 beleggingsverzekeringen betaal je bij elke storting éénmalig een verzekeringstaks van 2 %.
- In ruil zijn de meerwaarden op het contract nadien vanaf de eerste dag vrijgesteld van roerende voorheffing.
- Wanneer het contract aangeboden wordt door een verzekeringsmaatschappij die geen zetel in België heeft, dient u op uw jaarlijkse belastingaangfite de code 1076 aan te kruisen. U vermeldt daar in welk land, en op wiens naam het contract loopt. Dat heeft verder geen fiscale impact.
Risico’s:
- Het grootste risico bepaalt u als klant zelf, door de keuze van de beleggingsfondsen die u opneemt in uw contract. Om u daarbij te helpen geven wij voor elk fonds de risicoscore op (op een schaal van 1 tot 7). Deze score wordt jaarlijks herberekend volgens een vast opgelegd Europese formule.
- Ingeval de uitgevende verzekeringsmaatschappij financieel in de problemen zou komen, is de verzekeringsnemer bevoorrecht schuldeiser van de onderliggende fondsen, voor alle andere schuldeiserd. De Luxemburgse wetgever beschermt de klant nog extra. Daar moet de verzekeringsmaatschappij de onderliggende waarden in bewaring geven bij een derde partij: de depotbank. De verzekeringsnemer is de rechthebbende op die tegoeden.
- Aangezien de verzekeringsnemer bevoorrecht schuldeiser of rechthebbende is op de onderliggende waarden, wordt een tak-23 beleggingsverzekering niet extra gedekt door het Garantiefonds (100.000 € per hoofd).
Tak-26: risico, kosten, fiscaliteit
Een tak-26 is een beleggingsverzekering die een vast tarief aanbiedt. De opbrengst wordt binnen het contract gekapitaliseerd.
Meestal zijn bijstortingen of opvragingen soepel te regelen. Sommige tak-26 beleggingsverzekeringen zijn een alternatief voor een spaarboekje.
Kosten: er zijn geen instap-, beheers- of uitstapkosten
Fiscaliteit:
- Er is geen verzekeringstaks verschuldigd. Omdat de opbrengst op voorhand gekend is wordt dit beleggingsproduct fiscaal op dezelfde manier behandeld als een renteproduct.
- Daarom betaal je op de opbrengsten 30% roerende voorheffing (net als bij andere rentebeleggingen zoals kasbons, obligaties, …)
Risico’s:
- Uw geld komt terecht binnen de bedrijfsbalans van de maatschappij die het contract uitgeeft. Het risico hangt of van de kredietwaardigheid van die maatschappij.
- Een tak-26 beleggingsverzekering wordt niet gedekt door het Garantiefonds (100.000 € per hoofd). Om toe te treden tot het Garantiefonds moet de verzekeringsmaatschappij een kost betalen, ten koste van het rendement van de belegging. Bij een tak-26 is die kost vermeden.
Luxemburgse tak-23-contracten: fiscaliteit
Wanneer u via ons kantoor een tak-23 beleggingsverzekering hebt van Baloise Vie Luxembourg, of van One Life (The OneLife Company), dan dient u jaarlijks op uw belastingaangifte tot nader order de code 1076 aan te kruisen. Daarbij vermeldt u waar (Luxemburg) en op wiens naam (verzekeringsnemer of volmachthouder) u een levensverzekering buiten België hebt lopen. Merk op dat volmachthouders (gemandateerden) dit dus ook moeten melden !
Dit heeft geen verdere impact op de fiscaliteit van de contracten. Alle beleggingsverzekeringen die wij via ons kantoor aanbieden zijn conform de Belgische fiscaliteit.
Zowel de Luxemburgse als de Belgische maatschappijen zullen trimestrieel de gegevens van uw contracten ook inbrengen in een landoverkoepelende databank (CRS, Common Reporting Standard). Eigenlijk is de fiscus dus op de hoogte van het bestaan van het contract. Maar tot nader order moet je code 1076 op uw belasting blijven aankruisen. Klik hier om een voorbeeld van de aanslagbrief te zien.
Door u aan te vullen: rubriek XIII, deel B. Vink code 1076 aan, vermeld de naam van de personen op wiens naam de tak-23 staat, en duidt als land ‘Luxemburg’ aan. Als je zelf een volmacht hebt om iemand anders contract te beheren, dan moet je dat in uw aanslagbrief ook code 1076 aanduiden.
Wil je weten wat het CRS inhoudt, dan kan je terecht op de volgende website: https://financien.belgium.be/nl/E-services/crs/beschrijving .
Samengevat kan je stellen dat de fiscus vanaf 2014 al uw beleggingen (bancair of verzekeringen) die je binnen de EU aanhoudt kan opvragen. Ook Zwitserland, Monaco, Liechtenstein, San Marino en Andorra zijn toegetreden tot dit akkoord.
Fonds Dédié (FD) of Dedicated Fund: definitie en kosten
Voor onze klanten proberen wij zo veel mogelijk op-maat te werken. Wat beleggingsfondsen betreft werken wij daarvoor met een klassieke tak-23 beleggingsverzekering. Maar u moet dan elke wijziging wel bevestigen met uw handtekening. Dat vraagt voor u en voor ons kantoor een organisatorische inspanning.
Voor grotere portefeuilles kunnen/mogen wij een ‘speciale’ tak-23 laten opmaken, waarbij op voorhand de krijtlijnen bepaald worden waarbinnen de gelden mogen belegd worden. Achter de schermen wordt er voor u (de klant) een apart privé-dakfonds opgericht: een ‘dedicated fund‘ (‘fonds dédié’, ‘toegewezen fonds’). De gelden worden vanaf dan verder beheerd door een professional, volgens de richtlijnen die U als klant hebt opgegeven. Dat heeft een aantal voordelen:
- Comfort: u geeft uw instructies bij start. Je kan die nadien uiteraard bijsturen, maar het hoeft niet. Men doet alles voor u binnen de afgesproken krijtlijnen. Je kan/mag uw eigen accenten opleggen !
- Via de beheerder van uw ‘dedicated fund’ gaan de deuren van de financiële markten open, alsof u een institutionele belegger bent. Daar zijn investeringsmogelijkheden die je als particulier niet hebt. En het is kostenvriendelijker !
- U valt onder de fiscaliteit van de verzekeringen. Op middellange termijn is die voordeliger dan de bancaire fiscaliteit, waardoor uw netto-rendementen beter uitkomen.
In Luxemburg bestaat een FD (fonds dédié) steeds uit drie partijen:
- De administrator: dat is de verzekeringsmaatschappij die het FD zal opstarten en die instaat voor de adminitratieve verwerking. Dat houdt onder andere in: het opmaken van de papieren, het controleren van de verzekeringsnemer, verzekerde, begunstigde, …, de berekening van de inventariswaarde van het fonds, ….
In het geval van de FD’s voor ons kantoor zit dat administratief beheer bij Baloise Vie Luxembourg. Ingeval je niet terecht kan bij ons kantoor, zijn zij uw aanspreekpunt. - De depotbank: dat is de bank die alle waarden binnen het contract in bewaring houdt. Naar Luxemburgs recht mag dat niet de verzekeringsmaatschappij zelf zijn. In het geval van FD’s voor ons kantoor worden de waarden gedeponeerd bij Banque de Luxembourg. De klanten-titularissen van de betrokken contracten zijn de rechthebbende eigenaars.
- De financieel beheerder: de eindverantwoordelijke voor de samenstelling van de onderliggende portefeuille moet naar Luxemburgs recht opnieuw een derde partij zijn. In het geval van de FD’s voor ons kantoor is dat meestal de vermogensbeheerder Alpha Patrimoine, tenzij u een andere beheerder verkiest. Alle onderliggende aan- en verkopen, en de opvolging van de portefeuille gebeurt via hun.
Deze tri-partite zorgt voor een zeer sterke consumentenbescherming.
Kosten:
- In eerste instantie heb je de courante kosten binnen de tak-23 beleggingsverzekering.
- Een ‘fonds dédié’ of ‘dedicated fund’ heeft ook een eigen interne kost, die je niet ziet omdat ze verwerkt is in de inventariswaarde.
Maar dat geldt even goed voor andere beleggingsfondsen. Ook zij hebben interne kosten.
Voor FD’s via ons kantoor bedraagt de interne kost:- max 0,80 % ten gunste van de administratief beheerder
- max 0,30 % ten gunste van de depotbank (hangt af van de bank én het kapitaal)
- max 0,585 % ten gunste van de financieel beheerder (hangt af van de beheerder, het kapitaal en de gevraagde arbeidsintensiviteit van de opvolging).
- Voor onze klanten streven wij ernaar om de totale interne kost rond de 1,2 % of lager te houden. Dat is een concurrentieel tarief. Het hangt wel af van het kapitaal en de gekozen partijen. Uiteindelijk is het een kost die je niet ziet, aangezien ze achter de schermen al verwerkt is in de inventariswaarde. Je kan dus beter de evolutie van de inventariswaarde als vergelijkingspunt nemen, in een eventuele concurrentiestudie.
- Waar mogelijk gaat de financieel beheerder op zoek naar fondsen, bestemd voor de institutionele belegger. Die hebben lagere interne kosten, dan de versies die voor particulieren bestemd zijn. Op die manier genieten klanten met een FD een kostenvoordeel.
- Sommige onderliggende fondsen betalen aan de financieel beheerder een extra ‘retrocessie’. Als dat zo is, dan wordt die mee in het FD gestopt, zodat ze ten gunste van de klant blijft.
Baloise Internal Fund (BIF): definitie en kosten
Via ons kantoor bieden wij een fonds aan, dat intern onder de vleugels van Baloise Vie Luxembourg opgericht werd op vraag van enkele van onze ethisch-ecologisch bewuste klanten. Het fonds wordt aangeboden aan een breder publiek, onder de naam BIF EcoLogical. De afkorting BIF staat voor: Baloise Internal Fund.
Een BIF bestaat volgens Luxemburgs recht steeds uit drie partijen:
- De administrator: dat is de verzekeringsmaatschappij die het BIF-fonds aanbiedt, en die instaat voor de administratieve verwerking. Dat houdt onder andere in het opmaken van de papieren, het controleren van de verzekeringsnemer, verzekerde, begunstigde, …, de berekening van de inventariswaarde van het fonds, ….
Voor BIF EcoLogical zit dat administratief beheer bij Baloise Vie Luxembourg. Ingeval je niet terecht kan bij ons kantoor, zijn zij uw aanspreekpunt. - De depotbank: dat is de bank die alle waarden binnen het contract in bewaring houdt. Naar Luxemburgs recht mag dat niet de verzekeringsmaatschappij zelf zijn. In het geval van BIF EcoLogical worden de waarden gedeponeerd bij Banque de Luxembourg. De klanten-titularissen van de betrokken contracten zijn de rechthebbende eigenaars (dus niet de verzekeringsmaatschappij).
- De financieel beheerder: de eindverantwoordelijke voor de samenstelling van de onderliggende portefeuille moet naar Luxemburgs recht opnieuw een derde partij zijn. In het geval van BIF EcoLogical is dat de vermogensbeheerder Alpha Patrimoine. Alle onderliggende aan- en verkopen, en de opvolging van de portefeuille gebeurt via hun.
Deze tri-partite zorgt voor een zeer sterke consumentenbescherming.
Via ons kantoor kan je BIF-fondsen inbouwen in een tak-23 beleggingsverzekering. Daar kan je ze eenvoudig combineren met andere fondsen naar keuze.
Kosten:
- In eerste instantie heb je de courante kosten binnen de tak-23 beleggingsverzekering.
- Een BIF-fonds heeft ook een eigen interne kost, die je niet ziet omdat ze verwerkt is in de inventariswaarde.
Maar dat geldt even goed voor andere beleggingsfondsen. Ook zij hebben interne kosten.
Voor BIF-EcoLogical bedraagt de interne kost:- 0,60 % ten gunste van de administratief beheerder
- 0,14 % ten gunste van de depotbank
- 0,234 % ten gunste van de financieel beheerder.
- Waar mogelijk gaat de financieel beheerder op zoek naar fondsen, bestemd voor de institutionele belegger. Die hebben lagere interne kosten, dan de versies die voor particulieren bestemd zijn. Op die manier genieten de participanten van het BIF-fonds een kostenvoordeel.
- Sommige onderliggende fondsen betalen aan de financieel beheerder een extra ‘retrocessie’. Als dat zo is, dan wordt die mee in het BIF-fonds gestopt, zodat ze ten gunste van de klant blijft.
Duurzaamheidsscores (SFDR 6, 8 of 9)
Sedert 10 maart 2021 is er een Europese verordening geldig, gekend onder de naam SFDR: Sustainable Finance Disclosure Regulation.
Doel van deze SFDR-verordening:
- Onder impuls van de Verenigde Naties (UN) werd op 25 september 2015 een plan opgesteld, om tegen 2030 de leefbaarheid van de wereld te vergroten. Daarvoor werden 17 Sustainable Development Goals (SDG’s) opgesteld.
- De Europese Unie verplicht beleggingsfondsen (ICB’s), die beweren dat ze deze SDG’s nastreven, dat ze dat ook bewijzen. Een ICB is een Instelling voor Collectieve Beleggingen, in de volksmond beter gekend als een beleggingsfonds, sicav, bevek, …
Naargelang welke ethisch-ecologische doelstellingen een fonds ‘claimt’, krijgt ze een SDFR-code (genummerd volgens de artikelvolgorde in de verordening):
- SFDR-code 6: dit zijn fondsen die geen normen of filters bewijzen. Mogelijk hebben ze wel eigen ethische normen, maar ze zijn niet voorgelegd of moeilijk controleerbaar.
- SFDR-code 8: dit zijn fondsen, die één of meerdere filters hanteren. Bv uitsluiting van bedrijven die zich bezig houden met wapenhandel, kinderarbeid, sexartikelen, fossiele brandstoffen …
Merk op: het volstaat om één of meerdere filters te hanteren en te bewijzen om een SFDR-code 8 te verwerven. Het geeft geen indicatie van de sterkte van het ethisch-ecologisch karakter. Zo komen we ook de volgende filters tegen: max 10 % van de omzet van een bedrijf bestemd voor onderdelen van defensieve wapens, of ook max 10 % handel in fossiele brandstoffen. Ook met deze zwakkere filters kan je een code 8 verwerven. - SFDR-code 9: dit zijn fondsen die in hun beleggingsdoelstellingen een ethisch-ecologisch doel hebben staan. Bijvoorbeeld: enkel bedrijven die bijdragen tot het verminderen van de CO2-uitstoot. Opnieuw: het opnemen van een bepaald doel is geen indicatie dat andere ethisch-ecologische normen gerespecteerd worden. SFDR-code 9 bevestigt enkel dat het opgenomen doel ook bewezen wordt in de werking van het fonds.
Bij het opstellen of updaten van uw beleggersprofiel vragen wij met welk minimaal SFDR-niveau wij voor u moeten rekening houden.
- Geen filter op de fondsen: alle fondsen zijn OK, zowel code 6, 8 en 9.
- Voorkeur voor minimaal code 8: in onze voorstellen en adviezen filteren we code 6 zoveel mogelijk weg.
- Voorkeur voor minimaal code 9: in onze adviezen focussen we zoveel mogelijk op code 9.
Ingeval u deze keuze ‘dwingend’ aanduidt, is onze bewegingsvrijheid als adviseur beperkt.
Ingeval u deze keuze ‘bij voorkeur’ aanduidt, kunnen wij beter uw behoeftes en verlangens op elkaar afstemmen.
Bij onze adviezen en voorstellen vermelden we bij de fondsen die we aanbieden de SFDR-code (6, 8 of 9), zodat u nog steeds uw eigen voorkeur kan aanduiden.
Europese risicoscore (1 tot 7)
Voor onze beleggersklanten zijn wij verplicht om op voorhand een profiel op te maken, waarin onder andere overlopen wordt welk risico u durft/wilt dragen. Maar wij bekijken ook wat u kan dragen, op basis van uw inkomstenstructuur en uw bestaande portefeuille.
De Europese Wetgever probeert haar steentje bij te dragen. Zo wordt elk fonds met een Europees Certificaat verplicht om een risico-graad mee te delen, volgens een schaal van 1 (ultra-veilig) tot 7 (speculatief). Die score moet jaarlijks herberekend worden volgens een Europees opgelegde formule.
Wij hebben ons klantenprofiel in harmonie gebracht met die risicoschaal, en werken daarvoor met een kleurcode zodat u direct kan aflezen of een fonds past in uw beleggersprofiel of niet.
- risicograad 1 = donkergroen: zeer veilig, conservatief
Zeer veilige investeringen met kapitaalsgarantie op korte termijn, van veilige uitgevers.
U kent uw rendement op voorhand. - risicograad 2 = lichtgroen: veilig, defensief
Investeringen, die op middellange of lange termijn beveiligd zijn door een kapitaalsgarantie. - risicograad 3 en 4 = geel: licht dynamisch
Investeringen die op middellange of lange termijn beveiligd zijn door een kapitaalsgarantie, maar toch belast met een extra onderliggende risico (bv wisselkoersrisico, of High Yield-uitgevers);
of investeringen die op middellange beveiligd zijn door een brede risicospreiding, eventueel versterkt met extra indekkingsmechanismen.
Er is risico op kapitaalsverlies, maar in de loop der jaren is die beperkt. - risicograad 5 en 6 = oranje: sterk dynamisch
Investeringen die dynamisch beheerd worden, en waarbij de zoektocht naar winst belangrijker is dan het indekken van verlies. Er zijn grote koersschommelingen mogelijk. Enkel voor gelden die je langere tijd kan missen, en voor klanten die de grote op- en neerbewegingen aanvaarden. - risicograad 7 = rood: speculatief
Investeringen waar je zeer grote verliezen kan leiden, maar uiteraard hopend op zeer grote winsten. Wij gaan die zelf niet spontaan aanbieden. Naargelang uw draagkracht zijn we wel bereid om ze op uw vraag in te bouwen in uw totaalportefeuille. U dient ze dan wel zelf op te volgen.
Obligaties en obligatiefondsen: karakter en risico’s
Soms worden obligaties aangeduid als de ‘veilige’ beleggingen, en aandelen als de ‘gevaarlijke’. Maar dat klopt niet. Er zijn ook aan obligaties wel degelijk risico’s verbonden. En een obligatiefonds heeft een totaal ander karakter dan een alleenstaande obligatie. Als u hierin investeert dient u dat te begrijpen. Daarom onderstaande uitleg.
Een obligatie is een lening tussen twee partijen: een uitgevende instantie die geld nodig heeft, en een investeerder/spaarder die geld beschikbaar heeft. Beide partijen spreken af hoelang de uitgever het geld mag houden. Na die looptijd, op de eindvervaldag, dient de uitgever het geld teriug te geven aan de investeerder/spaarder. Hij is verplicht/obligaat om dat te doen. De uitgever krijgt dat geld niet gratis in bruikleen. Bij een klassieke obligatie moet hij daarvoor een jaarlijkse rente betalen aan de investeerder/spaarder.
Veiligheid van een obligatie: je hebt een investering waarbij de tegenpartij verplicht is om u op de einddatum terug te betalen.
Risico’s van een obligatie:
- De uitgever moet kunnen terugbetalen. Hoe minder kredietwaardig, hoe hoger de kans dat hij misschien niet kan terugbetalen, en dan ben je uw geld kwijt. Om toch geld te vinden, zal de uitgever een hogere jaarrente aanbieden, om investeerders te vinden die het risico toch durven nemen. Grotere uitgevers krijgen een kredietwaardigheidsscore: AAA, AA+, AA, AA-, A+, A, A-, BBB+, BBB, BBB-, BB, B, C, D ….
Is de kredietwaardigheid lager dan BBB+, dan spreek men over HIGH YIELD-obligaties. Zij bieden een hoger rendement, maar dragen ook een hoger risico. - Sommige obligaties betalen terug in een andere munt. Uiteraard kan die munt ook in waarde dalen: je hebt een wisselkoersrisico. Wanneer een munt een nogal wispelturig verloop heeft van haar wisselkoers (op én neer), dan kan het zijn dat de uitgever een hogere coupon moet aanbieden om voldoende investeerders te verleiden. Ook in dit geval (hogere coupon) vallen die onder de HIGH YIELD-obligaties.
- Het is pas op de eindvervaldag dat de uitgever uw geld moet teruggeven. Tussendoor kan je dat niet eisen. Sommige obligaties kan je wel verkopen op de secundaire markt (op de beurs). Maar de kans dat je exact 100 % van uw waarde terugkrijgt is klein. De tussentijdse waarde hangt af van de marktrente op die dag van verkoop:
* als de rente van uw obligatie hoger ligt dan de marktrente, dan kan je de prijs omhoog duwen.
* als de rente van uw obligatie lager ligt dan de marktrente, dan zal je moeten braderen en de prijs moeten laten zakken.
Hoe verder de eindvervaldag nog verwijderd is, hoe hoger de koersschommelingen als je tussentijds wil verkopen. - Soms krijg je geen geld terug op de eindvervaldag, maar aandelen. Uiteraard loop je dan een extra risico.
- Soms krijg je uw uitbetaling in een andere muntsoort. Ook hier kan je extra risico lopen.
Er zijn veel varianten op de klassieke obligatie. Gouden tip: hoe hoger de rente die aangeboden wordt, hoe hoger het risico.
Een obligatiefonds is een ‘pot’ waarin verschillende obligaties zitten. Meestal hebben die een verschillende looptijd, en een verschillende eindvervaldag. Wanneer een onderliggende obligatie vervalt, zal de obligatiebeheerder een andere in de plaats nemen. Eigenlijk heeft een klassiek obligatiefonds geen eindvervaldag. Je hebt dus ook geen voorafbepaalde eindwaarde. Integendeel: de waarde zal elke dag schommelen. Bij een obligatiefonds wordt de dagwaarde van alle obligaties in de ‘pot’ berekend, en dat is dan de inventariswaarde van het fonds op het einde van die dag.
Voordelen van een obligatiefonds:
- Wie een obligatie van één uitgever koopt, loopt het risico al zijn/haar geld kwijt te spelen, als die uitgever failliet gaat. Bij een obligatiefonds wordt het kredietwaardigheidsrisico gespreid over verschillende uitgevers.
- Zoals hierboven uitgelegd, zal de dagkoers van de onderliggende obligaties dalen als de marktrente stijgt. Hoe verder de eindvervaldag verwijderd is, hoe sterker dat effect. Een fondsbeheerder kan hierop inspelen door langlopende obligaties te vermijden, en zich meer te concenteren op kortere looptijden. De gemiddelde looptijd van de onderliggende obligaties in een obligatiefonds noemt men ook de ‘duration’.
- Soms is de evolutie van de markrente in een andere economische regio interessanter. Een fondsbeheerder kan die markten opzoeken (bv de Amerikaanse markt).
- Ook andere muntsoorten zijn soms interessanter. Ook daar kan een fondsbeheerder op inspelen.
- Belangrijk: elk beleggingsfonds moet uitleggen welke strategieën ze wel of niet kunnen bewandelen. Mag het in andere munten, mag het in andere regio’s, mag het in minder kredietwaardige High Yield-obligaties, … Als klant dient u te weten waarin u belegt.
Risico’s van een obligatiefonds:
- Er is geen eindvervaldag, en dus ook geen eindwaarde. Er bestaat een risico op kapitaalsverlies.
- Een fonds dat meer obligaties opneemt van minder kredietwaardige uitgevers, heeft een hoger risico.
- Een fonds dat obligaties opneemt in andere muntsoorten, heeft een hoger risico.
- Een fonds dat obligaties opneemt van regio’s die minder stabiel zijn, heeft een hoger risico.
- Een fonds dat meer obligaties opneemt met een langere looptijd, heeft een hoger risico (negatief effect als de marktrente stijgt).
- En uiteraard zijn er fondsen die al deze risico’s combineren. Dat betekent niet dat dit slechte fondsen zijn. Integendeel: als de fondsbeheerder goed werkt zullen de rendementen wellicht hoger uitkomen. Maar je moet je wel altijd bewust zijn van het risico.
Aandelen en aandelenfondsen: karakter en risico’s
Wie een aandeel koopt wordt een stukje mee eigenaar van dat bedrijf. Als dat een gezond en rendabel bedrijf is, zal je op langere termijn daar zeker de vruchten van plukken. Omgekeerd, als het bedrijf in problemen komt, heb je pech. In het ergste geval verlies je al het geld dat je ervoor betaald hebt. Om die reden bestempeld men aandelen soms als risicovolle investeringen.
Maar dat moeten we zeker nuanceren. Sommige bedrijven bieden wel degelijk stabiliteit. Het kan zijn dat ze veel vastgoed bezitten, of andere eigendommen die een stabiele waarde hebben. Maar het klopt wel dat je alles ‘op één paard’ hebt staan als je je beperkt tot aandelen van één bedrijf.
Je kan dat risico spreiden via een aandelenfonds. Dat kan je beschouwen als een grote pot geld van verschillende klanten, waarmee dan aandelen van verschillende bedrijven gekocht worden. Als er één daarvan wat minder presteert, dan weegt dat minder door.
Met uitzondering van deze risicospreiding, hebben aandelen en aandelenfondsen in grote lijnen een gelijklopend karakter:
- als de verwachtingen goed zijn, hebben ze de neiging om te stijgen in waarde.
- als de verwachtingen slecht zijn, hebben ze de neiding om te dalen in waarde.
Niet alle economische sectoren presteren op hetzelfde moment even goed. Sommige hebben echt een sterke economische groei nodig (cyclische aandelen), bij andere komt het niet zo nauw. Naargelang de conjunctuurcyclus zullen sommige aandelen dus beter of zwakker presteren.
Niet alle economische regio’s in de wereld presteren op hetzelde moment even goed.
Sommige aandelen zijn ook rentegevoelig. Bijvoorbeeld omdat ze veel schulden hebben, of hun winsten grotendeels uitkeren onder de vorm van een jaarlijks dividend. Hier geldt een beetje zoals bij de obligaties: als de marktrente stijgt, dan komt de beurskoers van dit type aandelen (tijdelijk) onder neerwaartse druk.
Als je een aandelenfonds koopt, dien je als spaarder na te gaan wat de fondsbeheerder mag doen. In welke type van aandelen mag hij beleggen, in welke regio’s, in welke sectoren, …..
GOUDEN TIP: beleg enkel in aandelen met geld dat je langere tijd kan missen. Beurzen zullen altijd op en neer gaan. Tijdens slechte periodes moet je tijd (en geduld) hebben om het herstel terug mee te maken. Wie niet kan wachten, en dringend geld nodig heeft, wordt verplicht om zijn verlies te incasseren, of om schulden aan te gaan. Geen van beiden is leuk.
Gemengde fondsen: karakter en risico’s
Men spreekt van ‘gemengde’ fondsen wanneer de fondsbeheerder én in obligaties, én in aandelen mag investeren. Vaak wordt het gamma uitgebreid met cash-beleggingen, vastgoed, en mogelijk zelfs ‘afgeleide producten’ zoals opties en warranten.
De fondsbeheerder moet aanduiden hoe groot zijn bewegingsvrijheid is. Sommige gebruiken hiervoor een terminologie:
- low/defensief: meer dan de helft wordt in obligaties belegd, slechts een beperkt deel in aandelen.
- balanced/neutraal: de investeringen worden ongeveer 50/50 gespreid over obligaties en aandelen.
- high/dynamisch: er zit een beperkt deel in obligaties, en de meerderheid wordt in aandelen belegd.
Naargelang de inhoud, hebben gemengde fondsen meer het karakter van een obligatiefonds, een aandelenfonds, of iets tussen de twee in.
In sommige fondsen moet de fondsbeheerder de verhoudingen respecteren (bv minstens 50 % aandelen). In andere fondsen mag een beheerder meer bewegen, maar enkel in de veilige richting (bv een dynamisch fonds, waarbij de beheerder ook defensief mag gaan). Het is belangrijk dat u dat als spaarder weet vooraleer u belegt in zo’n fonds.
Merk op dat obligaties ook risico’s dragen! Gemengde fondsen met veel obligaties zijn dus niet per definitie veiliger. Er zullen periodes zijn dat én obligaties, én aandelen slecht presteren. Uiteraard voelt een gemengd fonds dan beide bewegingen. Hoe meer vrijheid je de fondsbeheerder geeft, hoe meer hij kan uitwijken naar andere regio’s, sectoren, investeringsvormen.
Binnen ons kantoor gaan wij vooral op zoek naar gemengde fondsen van fondsbeheerders die bewezen hebben dat ze een goede neus hebben, en dat ze goed kunnen bijsturen. De perfectie bestaat niet: ook zij zullen al eens een minder jaar hebben. Vandaar dat we graag een aantal degelijke fondsbeheerders combineren (Multi Manager System).
Sommige fondsen proberen inderdaad zo’n aantal andere fondsen te overkoepelen. Men spreekt dan over een dakfonds, of een paraplufonds. Eigenlijk gaat men dan niet op zoek naar de beste sectoren, maar naar de beste fondsbeheerders.
Maatschappijen waarmee wij werken